Energiebesparing verwijst naar alle energiebesparende maatregelen om de consumptie van brandstoffen te verminderen. Het kan worden bereikt door efficiënter gebruik te maken van energie: hetzelfde doen met minder energie. Men kan ook energie besparen door minder gebruik te maken van de dienst die de energie verbruikt. Energiebesparing kan leiden tot kapitaalsverhoging, minder belasting van het milieu, meer nationale veiligheid en persoonlijke veiligheid en meer comfort. Energieverbruikers zoals organisaties, maar ook individuele personen, willen zo weinig mogelijk energie verbruiken om de energiekosten te drukken wat de economische zekerheid bevordert. Industriële en commerciële gebruikers willen de efficiëntie verhogen om een zo groot mogelijke winst te realiseren.
Introductie energiebesparing
Besparing op het gebruik van elektriciteit vormt een belangrijk onderdeel van het energiebeleid. Energiebesparing vermindert het energieverbruik en de vraag naar energie per inwoner. Het compenseert dus een deel van de groei in de energievoorziening die nodig is om gelijke tred te houden met de bevolkingsgroei. Dit vermindert de stijging van de energiekosten, waardoor de behoefte aan nieuwe centrales en energie-import uit andere landen wordt teruggedrongen. De verminderde vraag naar energie kan zorgen voor meer flexibiliteit bij het kiezen van de meest gewenste methoden van energieproductie, zoals duurzame energie in de vorm van windenergie, zonne-energie, bio-energie, aardwarmte en waterenergie.
Oorzaken en methodologische benaderingen van energiebesparing
Oorzaken die extra energiebesparende maatregelen vereisen zijn, naast de monetaire aspecten, het gebrek aan beschikbaarheid van de energievorm of -bron of nadelige effecten hebben op het gebruik:
- Schade aan gezondheid en milieu. Hieronder worden onder andere emissies in de vorm van geluidshinder, uitstoot van gassen en radioactiviteit met als gevolg bosdegradatie en de opwarming van de Aarde verstaan.
- Beperking van de gebruikswaarde, zoals batterij- of tankcapaciteit.
- Gebrek aan beschikbaarheid van energie, door bijvoorbeeld de capaciteit van een netaansluiting, aflevering van energie of beperkte bronnen (zoals de financiering of de capaciteit van een elektriciteitscentrale).
Beleid over energiebesparing in Nederland
De regering wil anno 2009 de volgende doelen bereiken:
- verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, met name CO2, in 2020 met 30% vergeleken met 1990
- het tempo van energiebesparing de komende jaren verdubbelen van 1% (nu) naar 2% per jaar;
Deze doelen zijn verder uitgewerkt in het project ‘Schoon en Zuinig: Nieuwe energie voor het klimaat’
In Europees verband streeft Nederland naar gezamenlijke inspanningen als vervolg op het Kyoto-protocol. Het Kyoto-protocol (1997) is een aanvulling op het Klimaatverdrag (1992).
Het Klimaatverdrag moet de hoeveelheid broeikasgassen beperken. Dat voorkomt dat mensen een gevaarlijke invloed op het klimaat hebben. De landen die het verdrag hebben ondertekend, spraken af dat zij in 2000 evenveel broeikasgassen uitstootten als in 1990.
Het Kyoto-verdrag gaat verder. Nederland heeft zich daarmee verplicht om de uitstoot van broeikasgassen verder te verlagen. Tussen 2008 en 2012 moet de uitstoot 6 procent lager zijn dan in 1990. Dat is ongeveer 13 megaton CO2 per jaar minder (dat is 13 miljard kilo CO2). Jaarlijks stoot Nederland 220 megaton CO2 uit. Ongeveer een kwart komt van huishoudens.
Overigens telt ook de uitstoot van andere broeikasgassen mee, zoals methaan (CH4) en lachgas (N2O).
In 2007 lag de uitstoot van Nederland iets onder die van 1990. Het verschil was 4 procent, blijkt uit het Natuur- en Milieucompendium van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen Universiteit(WUR).